Nr. 1 | Wij gingen twintig jaar geleden cold turkey van Porsche naar ploeg
En we hebben er geen dag spijt van gehad
Vandaag moest ik ineens denken aan de eerste keer dat ik op Portugese bodem een boerderij bezocht. Dat markeerde het begin van mijn leven in Portugal. En over dat avontuur en nog veel meer heb ik een manuscript geschreven en niet gepubliceerd tot vandaag. Dus heb je zin iets te lezen wat zo’n avontuur met een mens kan doen, neem wat te drinken en ga er rustig voor zitten. Je zult er geen spijt van krijgen. Laat me vooral weten in de reacties wat je er van vindt en stel vragen als je die hebt. Misschien kan het inspireren uit Nederland te vertrekken of binnen Nederland het roer om te gooien. Voor ons was het geen keuze gebaseerd op angst voor de politiek of zo, in deze jaren een reden voor velen om te vertrekken. Maar lees zelf maar waarom wij vertrokken en bleven.
De Hollandse makelaar
“Als júllie dit niet kopen en ik zou geld hebben, kocht ik het,” fluistert Paco me toe. Hij wil niet dat José-Maria hoort wat hij zegt.
“Gek! Hoezo moeten wij dit kopen? Ik ga toch niets kopen in Portugal terwijl ik in Spanje woon?” fluister ik terug.
José-Maria, die voor ons loopt, draait zich om en gebaart ons hetzelfde te doen. Het wordt bij mij stil van binnen. Paco kijkt me veel betekenend aan. Het uitzicht is ondanks of misschien wel dankzij de nevel en het grijze weer onwerkelijk. Verder, verder en nog verder zie ik de heuvels elkaar opvolgen. Iedere laag heeft een andere kleur grijs. Ik kijk 200 kilometer ver. Verder kan niet.
Het is december. Het regent niet. We worden wel nat terwijl we verder de wijngaard inlopen. Tot aan boven. José-Maria komt naast me staan. Hij legt uit dat dit de grens van de wijngaard is. Naar beneden toe loopt de wijngaard over in een geterrasseerde olijfboomgaard. De flauwe mist tussen de bomen verbergt een geheim. Eenmaal beneden is het terrein vlak. Daar staan het huis en de meeste fruitbomen. We lopen terug terwijl José-Maria vertelt hoe hij hier is opgegroeid. Hoe zijn vader beetje bij beetje stukken grond heeft gekocht die nu deze boerderij vormen. Over hoe oud de olijfbomen zijn in dit gebied en over de grote liefde van zijn vader: de adega, de wijnmakerij. Die ruimte is groter dan het hele huis. Er staan manshoge aardewerk kruiken. Eén draagt het jaartal 1793. Alle apparaten om wijn te maken staan er. We praten over de verkoopprijs.
“Goed,” zeg ik. “We nemen het in de verkoop, zetten het op de website en zodra er klanten zijn, bel ik je voor een bezichtiging.”
José-Maria pakt mijn beide handen, kijkt me aan met zijn donkerbruine ogen waar de tranen achter zitten en zegt. “Jij moet het kopen. Jij moet hier wonen. Dat weet ik. Jij hoort hier.”
Paco grinnikt wat. Ik voel me ongemakkelijk.
“Nee José-Maria, wij hebben ons gevestigd in Spanje. Daar wonen we al een jaar en daar wil ik blijven. Je boerderij is prachtig. De ligging, het terrein, de adega. Ik kom echt met mensen die hier passen. Die de boerderij weer gaan exploiteren. Maar wij, wij blijven echt in Spanje wonen.”
In de auto terug naar huis begint Paco opnieuw. Hij staat er bijna op dat Coen en ik deze boerderij moeten kopen. Dit is het neusje van de zalm! Voor die prijs! Het heeft alles wat Coen wenst!
“Paco?!” val ik hem in de rede.
“Ja.”
“Ik wil niet in Portugal wonen!”
Coen en ik verhuisden in 2005 naar Spanje. Op Bevrijdingsdag. In de ochtend reden we weg met een aanhanger vol eerste levensbehoeften. Hond Moon ging mee. Zonen, schoondochter, moeders, zus en zwager gingen niet mee en onze vrienden ook niet. Onze bestemming was Extremadura en daar kwamen we vier dagen later aan. We hadden een huisje gehuurd voor de eerste drie weken. Vlakbij het beoogde koophuis waar we vanuit Nederland een aanbetaling op hadden gedaan. De zon scheen, het voorjaarswindje blies en de stilte was om te snijden. Het prettige gevoel bij het weerzien met deze streek was voor ons de bevestiging dat we een juiste keuze hadden gemaakt.
In december 2004 begonnen we aan een rondje Spanje om onze nieuwe woonplek te ontmoeten. We waren sprakeloos toen we Extremadura vanuit het noorden binnenreden. De golvende vlaktes met duizenden kurkeiken. Hier komt niemand. Hier gebeurt niets. Hier wonen één miljoen mensen in een gebied dat drieduizend vierkante kilometers groter is dan heel Nederland. Rust, stilte, ruimte en ongerepte natuur. Kilometers lang. De tijd had hier stilgestaan. Geen industrie, geen vervuiling, geen files. Wel dorpjes, ´armoede´, micro-economietjes, boeren en boerinnen, ontluikend toerisme en zeldzame vogels.
Tijdens onze ronde van Spanje maakten we kennis met een vriend van een vriend. Hij is hier makelaar, welbespraakt en gaat prat op zijn goede manieren. Na een ontmoeting bij hem thuis stapten we in zijn auto om te gaan lunchen en binnen tien minuten hadden we een bijna dodelijk ongeluk. Hij maakte een basisfout. De andere auto die hij op een haar na miste was van de Guardia Civil. Door de achteruit keek ik de Guardia auto na en prevelde een dankgebed. Mijn lijf zond alarmsignalen uit. Stop. Stap uit. Werk niet met hem. Hij is gek. Ik bleef door de achterruit turen en zag dat de Guardia met gierende banden remde en in de berm keerde. Het zand sproeide hoog op. Inmiddels had mijn denken mijn hart uit mijn keel gehaald en had ik besloten dat ik me niet moest aanstellen. Hij is tenslotte een vriend van een vriend. De makelaar reed verder naar het restaurant. Hij parkeerde zijn auto en uit zijn woordenwaterval maakten Coen en ik op dat hij helemaal niet gezien had, wat er bijna was gebeurd. De Guardia parkeerde even later naast ons. Drie bewapende mannen stapten uit. Strakke gezichten en dito broeken in glimmende zwarte laarzen. Coen en ik spraken nog geen Spaans en hielden ons afzijdig. De makelaar schold, schreeuwde, dramde. De Guardia ook. Uiteindelijk kwam hij er vanaf met een boete van 75 euro en een berisping. Toen moesten we nog eten. De makelaar bestelde wijn en menu´s, prees het restaurant en lonkte naar de serveerster. Hij vond nog steeds dat hij gelijk had en haalde nadat we getoast hadden en een slok wijn genomen, een injectiespuit tevoorschijn waarvan hij de naald dwars door zijn kleren in zijn buik zette. “Even spuiten. Diabetes. Begrijp je. Ha, ha ha.” Ik wenste dat ik hier niet zat. En aan Coen zijn gezicht te zien, had hij dezelfde wens.
Na de lunch reden we terug naar ons hotel. Een oude stoeterij en fokkerij van vechtstieren. De jongere generatie van de adellijke familie had het omgetoverd in een eenvoudig, landelijk hotel. Het zandpad vanaf de doorgaande weg naar de cortijo was minstens 20 kilometer over eigen terrein. Honderden eeuwenoude kurkeiken. Eucalyptusbomen langs de oprijlaan. Een meer. Een kleine maar zeer complete stierenvechtarena met tribunes. Daar werden de jonge stieren getest op hun dapperheid. We konden uren over het terrein dwalen zonder mensen tegen te komen en werden op onze wandeltochten altijd vergezeld door de twee enorme Spaanse mastins. Ze sjokten mee als onze beschermers. De koeien, stieren, en zwarte varkens kwamen ons regelmatig nieuwsgierig bekijken. Aan het meer zaten we tegen de enorme rotsblokken geleund in de winterzon te luisteren naar de stilte en te kijken naar het spiegelgladde wateroppervlak. Boven ons hoofd zweefden soms een groep vale gieren, soms een eenzame adelaar. De hotelkamers bevonden zich in de oude paardenstallen rondom een binnenplaats met sinaasappelbomen. Het hoofdhuis diende als bibliotheek en lounge en de oude keuken met kamerhoge schouw was de eetzaal geworden. Het vuur brandde daar altijd. Nergens was centrale verwarming. Ook niet op de kamers.
“Koud?” vroeg de eigenaar en keek me verbaasd aan. Hij sprak vloeiend Frans. Zijn moeder was een Franse barones. “Er staat een losse radiator die je aan kunt sluiten. En in de badkamer is een straalkacheltje. Het is toch helemaal niet koud?! Centrale verwarming? Waarom we dat niet hebben?” zijn blik straalde steeds meer ongeloof uit. Ongeloof over mijn vraag. “Omdat de winter hier zo voorbij is. Het duurt maar drie maanden en dan wordt het weer zomer. Niemand in Extremadura heeft centrale verwarming.” En zo sloot hij het onderwerp af. Ik vond het heel koud. De avonden en de nachten. Zodra de zon onder was. In Holland had ik het ook altijd koud. Maar ik verhuis toch niet naar Spanje om kou te lijden? Ik legde me erbij neer, deed ´s nachts mijn joggingpak en sokken aan in bed en een capuchon op. Het waaide door de decoratieve schoorsteen dwars door de kamer. Coen had nergens last van.
“Stel je toch niet zo aan, het is hier maar drie maanden winter en alles went,” lachte hij. Overdag was het heerlijk. Toch zo´n 18 graden met een staalblauwe hemel, felle zon en kurkdroge lucht. In de eetzaal waaide het ook. De haard verwarmde dat deel van mijn lichaam dat naar de haard was toegedraaid. Ik hield vanaf nu gewoon mijn jas aan en keek daar heel tevreden bij. We vierden daar Kerst en Oud en Nieuw. Met veel andere gasten die het niet koud hadden. Iedereen, zonder uitzondering vond het normaal. Ook het Madrileense gezelschap yuppen met kleine kinderen. Vier gezinnen waren gearriveerd in glimmende four wheel drives, Porsche Cayenne, Landrover, Jeep Cherokee en Volkswagen Touareg. Het diner op Oudejaarsnacht werd om twaalf uur besloten met de twaalf druiven. We aten volgens Spaanse traditie bij iedere klokslag een druif en deden en wens. We zoenden elkaar en iedereen en het feest kon beginnen. De vaders hadden hun eigen muziek meegenomen. In de laptops. Terwijl ze druk in de weer waren met aansluiten en zoeken naar de juiste nummers, schonken ze hun eerste cuba-libres in. De kindertjes renden rond en snoepten van alle tafels en de mooie jonge mama´s in hun Ralph Lauren country kleding zaten in de schouw. Te babbelen. De hele top honderd van Spanje kwam die nacht voorbij. Van ieder nummer gemiddeld vier akkoorden. De drank vloeide rijkelijk tot diep in de nacht.
De volgende dagen gebruikten we voor bezichtigingen, jawel, met de makelaar. We bezochten ook een groot deel van Extremadura zonder de makelaar. In onze eigen auto. We hadden interessante gesprekken gehad met hem over self sustainable living, over hoe je zelf voorzienend kan wonen. De makelaar adviseerde ons een nachtje te logeren bij kennissen van hem. Een echtpaar dat kamers verhuurt met ontbijt in hun gloednieuw gebouwde huis dat op zonne-energie draait. We maakten een reservering voor twee nachten; dat gaf ons tijd om het oostelijk deel van Extremadura te bekijken. We reden via de nationale weg, een tweebaansweg, in goed humeur en uitkijkend naar ons nieuwe onderkomen toen plotseling een tegenligger zijn voorganger ging inhalen. Op zijn dooie akkertje, alsof wij daar niet reden. Op die baan.
“Dat haalt hij niet,” zei ik al bijna in paniek.
“Wel,” zei Coen ontspannen, “hij gaat zo gas geven.”
De inhaalmanoeuvre ging in slakkengang verder. De chauffeur van de lichtgroene Mercedes uit het jaar nul kwam ons op onze baan tegemoet zonder maar een poging te doen om terug te gaan in zijn rij of gas bij te geven of wat dan ook. Coen ging op tijd in de ankers, claxonneerde en week uit. We reden nog. Een haar had het gescheeld. Ik keek achterom en de Mercedes voegde na zijn inhaalmanoeuvre kalmpjes weer in. Coen begon zijn tirade die pas ophield toen we voor het zandpad stonden dat naar ons logeeradres leidde. Het was een heel slecht pad, met losse keien en gaten. We reden bergopwaarts. De omgeving was mooi. Plotseling lag het huis daar, verscholen tussen de bomen. Strak en modern in Marokkaanse kleuren.
“Spannend,” zeiden we tegen elkaar.
We werden ontvangen door de vrouw des huizes. Een Engelse. Ze gaf een rondleiding over het terrein en door het huis. Hoge kamers, grote ramen en één haardje dat niet brandde. Alle deuren stonden open. Het was einde middag en de zon was praktisch onder. Ze liep in een losgebreide lange trui. Onze kamer was ruim, met een enorm bed en eenvoudige douche. De kledingkast bestond uit haakjes in de muur achter een groot kamerscherm. Ze nodigde ons uit voor het avondeten. We accepteerden en liepen terug naar de auto om onze bagage te halen. Er stond een nieuwe auto geparkeerd. Een lichtgroene Mercedes uit het jaar nul.
“Krijg nou wat,” zei Coen. “Dat is volgens mij de auto die we daarnet gemist hebben.”
“Ach, doe normaal. Dat kan niet. Die reed de andere kant uit.”
“Nou, ik mag een boon zijn. Wel heel toevallig dat we in een uur tijd twee van deze auto´s zien.”
Terug op onze kamer deden we de lichten aan en pakten onze spullen uit. Het leek of het licht op een dimmer stond. Het schijnsel was groenig. Meer was het niet.
“Is hier een verwarming?” vroeg ik hoopvol.
“Hoezo? Heb je het koud dan?”
“Ja! Heel koud. En vannacht wordt het nog kouder.” Er stond een gaskachel. Zo een met de gasfles erin. We kregen hem niet aan de praat.
“Kom op, we gaan kennis maken met de heer des huizes en een wijntje drinken. ”
De eigenaar, een lange slanke man van rond de zestig zat te lezen in de hoek van een strakke moderne bank. Kunstwerken aan de muur en de klassieke muziek gleed uit de speakers. De haard brandde achter de glazen deur. Het was er koud. De start van het gesprek was niet makkelijk. Hij groette beleefd en ging verder me lezen. Alsof het de lounge van een hotel betrof. We hadden plaats genomen op de bank tegenover hem. Na een tijdje bood hij ons iets te drinken aan en stelde hij zich open voor een gesprek. Hij vertelde veel over zijn huis, zijn keuzes, zijn zonne-energiesysteem, zijn watervoorziening, over de koelte in de hete zomers en over hoe warm het huis was in de winter. Ik had twee wollen hemden aan. We kregen te eten en de wijn vloeide rijkelijk. Hij werd steeds spraakzamer.
“Goh,” zei Coen op een gegeven moment langs zijn neus weg. “Toen we hier naar toe reden hadden we bijna een ongeluk. Iemand in een Mercedes ging inhalen op onze weghelft. De chauffeur had waarschijnlijk een blinde vlek voor zijn ogen.” De eigenaar begon te lachen en zei:
“Oh waren jullie dat? Ja, dat was spannend.” Coen en ik wisselden een blik. Ik nam nog een slok wijn.
“Ik heb pas geleden die Mercedes gekocht en ik reed er eigenlijk voor het eerst in. Ik dacht dat die auto veel meer power had en dat was niet zo. Het is een diesel weet je, maar toch heel snel volgens de verkoper. Nou dat bleek dus niet het geval. Ik moest het toch uitproberen nietwaar?”
We waren te verbouwereerd om hier nog iets aan toe te voegen. We namen afscheid voor de nacht. Kregen uitleg over de kachel en gingen naar onze kamer. Coen viel als een blok in slaap en ik begon langzaam te bevriezen. De kachel wilden we niet aandoen als we sliepen. Te gevaarlijk dat oude ding. Die nacht heb ik mijn donzen winterjas in bed gelegd om het ijskoude laken niet te hoeven voelen. Op mijn dekbed heb ik alle andere truien en vesten geplaatst. Lezen was niet mogelijk bij het schijnsel dat het bedlampje produceerde. Dan maar bewust proberen warm te worden, zonder hulp van Coen maar door middel van concentratie. Een beetje yogadocent kan dat. Ik viel in slaap.
Die nacht het had buiten stevig gevroren en binnen ook. Coen werd wakker uit een diepe weldadige slaap. Ik vertelde over mijn nacht.
“Wat er ook mag gebeuren,” sprak ik stellig. “Als wij in Extremadura gaan wonen dan wordt het geen self sustainable living. Er komt een normaal huis met normaal licht en centrale verwarming!!! Als dat niet kan, ga ik niet verhuizen! En voordat ik het vergeet. Ook met normale telefoon én ADSL.”
Ik liep kordaat naar de douche met mijn jas aan, draaide de waterkraan vol open op heet, liep de douche uit en deed de deur achter me dicht. Ik wachtte. Coen keek me verbaasd aan.
“Het water loopt,” zei hij voorzichtig.
“Ja,” antwoordde ik geïrriteerd. “Ik ga er pas in als het een sauna is. Ze bekijken het maar met hun zuinige gedoe. Ik ga nooit meer kou lijden als het niet nodig is. Het is godverdomme geen oorlog!” Het klonk alsof ik die had meegemaakt. Na het ontbijt zijn we vertrokken. De tweede nacht hebben we beleefd geannuleerd en een prachtig hotel met centrale verwarming gezocht. Een parador midden in de grote chique oude stad van Cáceres. Heerlijk. Een ligbad met warm water en schuim, licht waarbij je kunt lezen en de mogelijkheid om e-mails op te halen. Ik heb genoten en Coen ook van zijn ontdooide vrouw.
Na al dit rondrijden wisten we vrij snel in welk deel we wilden wonen. In de grensstreek met Portugal bij Valencia de Alcántara. Een heel groen gebied met veel water. We vonden een boerderijtje dat voldeed aan onze wensen. Toen. Dicht bij het dorp, niet te veel land en een huis wat op te knappen viel. Met licht, stromend water en telefoon. We zijn nooit meer verder gereisd. Dit was de plek die we zochten. Eenmaal terug in Nederland hebben we ons prachtige appartement in Den Haag te koop gezet. Ik twijfelde wel.
“Geen roots in twee landen,” zei Coen. “Dan kun je nooit goed aarden in het nieuwe land.” Daar had ik nooit zo over nagedacht. Als kind reisde ik veel met mijn ouders en zus. Van het ene land naar het andere. Ieder jaar een nieuwe plek, nieuwe taal, nieuwe mores. Ieder jaar opnieuw inburgeren, nieuwe vrienden voor een jaar maken en je thuis voelen. Tot mijn twaalfde. Toen begon mijn Haagse leven. Toch ben ik inmiddels minstens 40 keer verhuisd. Ik kan me goed aanpassen, uitstekend contacten leggen en netwerken bouwen. Zonder dralen, zonder zeuren.
“Maar, hoe komen we aan geld? Hoe gaan we ons geld verdienen als we daar eenmaal wonen?” vroeg ik aan Coen.
“Gewoon, zoals ik heb afgesproken met de makelaar. Voor de huizen die hij verkoopt, ga ik de nieuwe ontwerpen maken. De kopers nemen dan mijn tekeningen af. Ik kan ook nog als dat nodig is, de bouw begeleiden. En jij kunt hem helpen in de makelaardij.” Weer die angst om mijn hart. Wat nou, makelaar?
“We spreken niet eens Spaans!”
“Dat hebben we zo geleerd! En jij al helemaal! Dat is avontuur. Echt het komt allemaal goed.” IJzersterk ben ik en de angst is niet gegrond.
De laatste twee dagen in Nederland slapen we bij mijn moeder. Het afscheid is zoals ik afscheid neem. Mijn hele leven lang. Zoenen, lachen en grapjes maken. Huilen? Er zijn ergere dingen in de wereld. We rijden weg met het vooruitzicht van drie dagen Frankrijk; tot nu toe mijn favoriete land. We overnachten op mooie plekken, we eten steak au poivre, magret de canard en foie gras en drinken heerlijke Loire wijnen. Ik heb besloten dat onze keuze de juiste is. Alle twijfel in mijn lichaam is niet voelbaar meer. Ik heb aangezichtspijn en een vervelende hoest, dat wel. Weer rijden we Extremadura in via het noorden en weer zijn we sprakeloos. Ons gehuurde vakantiehuisje vlakbij Valencia de Alcántara voldoet aan de verwachtingen. De volgende dag rijden we naar het huis dat we gaan kopen. We lopen het terrein op, langs de koeien die er wonen en bekijken het huis en de stallen van binnen en buiten en laten onze fantasie de vrije loop.
“Coen!”
“Ja!” hoor ik van de andere kant van het huis.
“Kom eens hier kijken. Ik sta achter het huis op de granieten plaat.”
Als Coen naast me staat kijkt hij me met een vragende blik aan.
“Hoor je dat?” vraag ik.
“Wat?”
“Het verkeer.”
“Het verkeer?”
“Ja.”
We staan een tijdje stil te luisteren en er bekruipt ons een onaangenaam gevoel. Onze blikken kruisen elkaar vluchtig. Stom. Niet gehoord. Misschien was er geen verkeer toen, met kerst.
“Dat komt door de wind. Dat is niet altijd zo. Vorige keer heb ik het niet gehoord.” Coen verklaart verder en ik ook. De volgende dag staan we er weer. En opnieuw horen we het verkeer. De makelaar is er nu bij en hij zegt letterlijk een beetje geïrriteerd dat ik me aanstel. Onzin. Belachelijk. Wat nou verkeer. Dat kun je toch geen verkeer noemen, die paar auto´s die voorbij komen. Vrouwen! We besluiten dit huis niet te kopen. We hebben wel aanbetaald. Zonder contract. Daar had de vriend van de vriend geen tijd voor gehad.
“Tja dat ben je dan wel kwijt,” zegt de makelaar.
“Dat begrijpen we,” zeggen we. “Maar wel de helft.” Een helft is voor de eigenaar en de andere voor jouw diensten. Betaal de eigenaar en jij zoekt een ander huis voor ons.”
En zo geschiede, begrepen we. De makelaar had nu haast en geen interesse meer in ons. Geen snel geld, wel lastige vragen. We hebben ons verlies genomen en de relatie verbroken. Coen was zwaar teleurgesteld.
“Kom op! We gaan een appartement huren midden in het dorp. Dan kunnen we onze aanhanger uitladen en de weg leren kennen.” Ik miste de stad nu al. Na drie weken platteland. De uitdaging bracht mijn talenten om te overleven in den vreemde weer boven. Ik vond een prachtig appartement. Vier slaapkamers, twee badkamers. Midden in het dorp. Met dakterras. En voor Spaanse begrippen, sjiek gemeubileerd. Zelfs een afwasmachine in de eetkeuken. We laadden de aanhanger uit en alles wat er uitkwam maakte me gelukkig. Mijn eigen boeken, de computer, een goed keukenmes, kleren. Een verrassing van thuis. Vanaf die dag studeerde ik drie uur per dag Spaans en bracht het meteen in de praktijk op straat, in de bars en op de markt. De zon scheen en de zomer was in aantocht. We maakten iedere ochtend lange wandelingen met de hond en leerden stap voor stap alle hoeken en gaten kennen van het dorp en de omgeving.
Het verheugt me dat je dit verhaal hebt gelezen. DANK JE WEL. Laat me weten wat je er van vindt. Dat kan in de reacties
of via een e-mail rechtstreeks naar mij.
Wil je de toekomstige verhalen niet missen en weten hoe het ons is vergaan, schrijf je dan in oftewel:
Het is zo gebeurt en het is ook nog eens gratis. Dat neemt natuurlijk niet weg dat je mag betalen om je waardering te uiten. Kies zelf maar. Dan vink je een bedrag aan in plaats van “no pledge”.
Het spreekt voor zich dat je mijn werk ook mag delen en dat doe je door op deze knop te drukken:
Mooi geschreven Lies! Zal wel een lang verhaal worden want dit gaat volgens mij over jullie 1e keer Spanje, maar zeker leuk om te lezen.
De bijna overhaaste omslag herken ik. De makelaars-ellende gelukkig niet. Meer!