
(PORTUGUÊS) (ENGLISH)
Mijn grote zus Cornelia (roepnaam Corry) van der Ven-Campfens is niet een bloedverwant en toch een zus. Ik zal je vertellen hoe dat zit.
Patricia (mijn bloedverwant zus) en ik leerden Corry kennen toen we in Turkije woonden (rond 1957). In Istanbul om precies te zijn. En dat kwam zo. Toen mijn vader een exploratieboring naar olie in het westen van Turkije ging doen, op de grens met Griekenland vestigden we ons in het dorpje Lüleburgaz. Mijn vader was een contractor voor Amerikaanse oliemaatschappijen. Zodra er olie was gevonden – of niet – trokken we verder naar een volgende standplaats.
We waren de enige allochtonen in dit woonoord met een brede verharde hoofdstraat. Mijn moeder speelde tric-trac met de notabelen, want die heeft ieder dorp en onze vader-boormeester was regelmatig thuis. Ons huis was nieuw gebouwd en nog lang niet af. Waterleiding was er niet. Wel een houtkacheltje. Wekelijks kwam er een man met ezel en wagen waarop een oude oliedrum waar water in zat. Dan bracht hij met emmers naar onze zolder waar ook zo’n drum stond. En dan hadden we stromend water. Wat er ook wekelijks was, waren de worstelwedstrijden op het openbare schoolplein. Dikke, ingevette mannen met ontblote bovenlijven en zwarte leren broeken gleden over elkaar heen. En eens hebben we gezien hoe daar boeven of moordenaars werden opgehangen. Dat zien Patricia en ik nog voor ons.
In Istanbul op anderhalf uur of zo rijden, woonden de Shell mannen met hun gezinnen. Op sjiek. Mijn moeder koos voor de dorpjes omdat ze dicht bij mij vader wilde zijn. Op een dag vlak voor Pasen stopte er een onbekende auto voor de deur. Een lange vrouw stapte uit met twee grote chocolade paaseieren. Ze had dik, golvend, kort grijs haar. Truus Campfens had gehoord dat mijn moeder Els hier in haar eentje zat en kwam gezellig kennismaken. Het klikte en Els en Truus zijn tot aan de dood van Truus dikke vriendinnen gebleven.
Na een tijdje verhuisden ook wij naar Istanbul en woonden aan dezelfde straat als Truus. Zij bleek drie kinderen te hebben. De jongste, een zoon, was bij hen en de twee oudste meisjes zaten in een pleeggezin in Twente. Dat waren Corry en haar zusje Hardy. Ieder jaar kwamen ze de zomervakantie doorbrengen bij hun ouders in Istanbul en later ook in Ankara toen we allemaal daar woonden. De hele zomervakantie speelden we met elkaar, haalden ongein uit, leerden van Corry een banaan eten door hem dwars in onze mond te proppen en als mijn moeder spaghetti Bolognese had gemaakt mochten we met onze witte bloesjes aan, knoeien. Net zo lang tot het wit, rood was geworden. Onze vaders waren altijd in het veld en onze moeders waren dagelijks in voor plezier.
Wij verhuisden rond 1961 terug naar Nederland, naar Den Haag waar mijn vader ooit was geboren . Mijn ouders wilden dat hun dochters een degelijke opleiding zouden krijgen en kostschool was een non-onderwerp. Een paar jaar later kwam Truus op Kijkduin wonen. Haar man werd in Algerije gestationeerd en Truus vond het beter voor de kinderen als zij in Nederland bleef. Haar man kwam dan iedere drie maanden een paar weken thuis. Corry blij dat ze eindelijk bij haar eigen moeder kon wonen. En toen gebeurde het. Truus kreeg een hersenbloeding toen ze 36 jaar was. Het was oop z’n zachts gezegd een drama. Hardy en kleine broer Bert gingen naar het al bekende pleeggezin terug en Corry kwam na enige omzwervingen bij ons wonen. In onze kleine flat en het ging prima. Ik gaf mijn kamer aan Corry en ik ging bij Patricia op haar kamer. Corry was toen rond de zestien en een paar jaar ouder dan Patricia en ik. Na de middelbare school ging ze naar Algerije om bij haar vader te wonen wat niet echt een succes (ook op z’n zachts gezegd) was en toen naar Parijs en daar is ze jarenlang gebleven. Ze ontmoette daar haar grote liefde Robbert van der Ven. Later trouwden ze, kwamen in Haarlem wonen en kregen kinderen, Mijn ouders waren de opa en oma. En ik kan je vertellen dat het de beste grootouders zijn geweest voor alle kleinkinderen. Dus Corry hoorde erbij zoals alle kinderen in een gezin erbij horen.
Later woonden we allemaal, behalve Patricia die in Amsterdam een fotograaf in wording was en zich deed gelden in de rock ‘n’ roll scene aldaar, rond het Bezuidenhout en Marlot dus zagen we elkaar veel. Onze kinderen groeiden met elkaar op de eerste jaren. Ik leerde van Corry veel over een klassieke opvoeding, dat doen ze tegenwoordig heel anders. En over overleven met een huishouden. Dat was handig want ik had er ook een baan bij. Corry had haar handen vol aan pleegkinderen naast haar eigen kinderen.
We vierden en deelden van alles samen. Mijn eerste trouwerij was zelfs bij haar thuis.
Corry, met haar doorrookte stem, was een tomboy net als Patricia. Altijd kattenkwaad ook toen ze allang volwassen waren. Dan hadden ze de grootste lol. De laatste keer dat ik die twee samen de slappe lach heb zien hebben was in Italië. We waren op een operareis met onze moeder die we hadden uitgenodigd als cadeau voor haar tachtigste verjaardag.
Dat had wel wat voeten in de aarde want onze verwende vader was toen al hulpbehoevend met zijn zware longemfyseem en moest dus een weekje naar een verzorgingshuis. Mijn moeder vond dat helemaal niets natuurlijk. Na veel vijven en zessen hebben we het voor elkaar gekregen. Eerst belde hij me bijna iedere dag om te zeggen dat de verpleegsters lelijk waren – niet om aan te zien – dat het eten niet goed was en dat hij met zijn scootmobiel zelf naar huis ging rijden. Coen die is meteen vanuit Rotterdam waar zijn zaak zat, naar hem toegegaan om alles in goede banen te leiden. En dat is gelukt samen met Robbert!
Het was een prachtige reis trouwens. Iedere avond een andere opera – in een ander amfitheater in weer een andere stad, in de openlucht tussen alle knappe, tot in de puntjes verzorgde, heerlijk ruikende Italianen die lekkers te eten bij zich hadden. Nog voor de opera van start ging was het al feest. En iedere avond kregen we kussentjes om op te zitten. Voor Corry en Patricia was het een sport die kussentjes het operaterrein af te smokkelen. Onder hun bloesje. Tot die ene keer. We waren met een bus. Het was al een uur ’s nachts en we moesten nog ruim een uur terug rijden de bergen in, waar we logeerden. Eindelijk was iedereen in de bus, behalve die twee grote zussen van me. Mijn moeder blij dat ze na dat eind lopen met mij veilig zat, werd ongerust. Het duurde. Ruim een half uur later kwamen ze slap van de lach op hun dooie akkertje aangesjokt. Ja ze waren aangehouden door de beveiliging en het waren zulke knappe Italianen. Ze hebben na heel wat gesoebat – en dat kun je met een gerust hart overlaten aan die twee – geen boete gekregen en wel een reprimande.

Toen Corry en Robbert vijftig jaar waren getrouwd kwamen ze dat hier bij ons in Marvão vieren met alle kinderen en kleinkinderen. Coen en ik waren vereerd en het was onvergetelijk.
Nadat Robbert een paar jaar geleden het leven achter zich liet, was voor Corry de lol er wel van af. Ze heeft ontzettend haar best gedaan om het nog gezellig te hebben. Het kostte moeite en lukte bij tijd en wijlen. Nu is ze terug bij Robbert. Het is het einde van een bijzonder tijdperk. Voor ons allemaal.
Corry dank je wel dat je in mijn leven was. Ik heb van jou en Robbert veel geleerd en in het bijzonder over de waarde van het hebben van familie. Gewoon omdat jullie dat zo helder voorleefden.
Gecondoleerd Liesbeth, ik lees het nu pas.
Wat een mooie eulogie Liesbeth. Gecondoleerd en heel veel sterkte met dit verlies.