Vandaag 4 juli werd mijn roodharige moeder in het jaar 1919 geboren. Haar verjaardag werd altijd uitgebreid gevierd zoals we dat gewoon zijn in Indische families. Een kumpulan van minsten veertig familieleden en vrienden die allemaal bleven eten. Trouwens, alle verjaardagen werden zo gevierd.
Ze overleed in 2013 op 94-jarige leeftijd dus nu alweer elf jaar geleden. Ze was tevreden met het leven zoals het was. Met alle ups waar iedereen van kon meegenieten and downs die vooral niet werden besproken. Ik heb van haar veel geleerd, door te observeren en te luisteren en het heeft toch nog tot mijn veertigste geduurd voordat ik begreep hoe niet haar leven te leiden en wel het mijne.
Els, zo heette ze, geboren en getogen in het oude Nederlands-Indië had een onbekommerde jeugd. Daar kon ze gezellig over vertellen met een nostalgische ondertoon. En dat begreep ik helemaal. De zorgeloosheid die zij als jong meisje/vrouw heeft gekend is een verdwijnend iets. Wanneer we wel eens gesprekken hadden over de verwende jeugd van tegenwoordig die niet kunnen dealen met een duimpje naar beneden, zei ze steevast dat het van alle tijden is. Ze vertelde er dan een verhaal bij waar wij dan weer de slappe lach van kregen. Ze schreef het op tijdens de cursus autobiografisch schrijven die haar enorm geholpen heeft de dingen onder ogen te zien en vrij te laten. Haar tekst volgt hieronder. Gewoon om haar te eren op haar geboortedag en wie weet kun je vandaag nog een keer (glim)lachen.
In Bandoeng, een bergstad op West-Java in het toenmalige Nederlands-Oost-Indië was het een feestdag. Het was Koninginnedag 1939. Winkels waren versierd, mensen feestelijk opgedoft.
Van de ondernemingen uit de omtrek - dat waren er heel wat, we hadden, kina, thee en een aantal grote modelboerderijen met echt Hollands vee - waren de mensen naar beneden, naar de stad gekomen. En natuurlijk naar de Bragaweg, het Europese winkel- en zakenkwartier van Bandoeng. Het was een drukte van jewelste.
Gezellig slenteren en praten met vrienden of bekenden die je ontmoet. Kijken en bekeken worden. Als je een auto had, het deed er niet toe of het een mooie of een oude was (de auto’s met open dak waren favoriet), dan reed je langzaam de Braga heen en weer. Moe van dit alles kon je neerstrijken bij Bogerijen of op het platje (zo noemden we vroeger een terras) van De koude hoek.
Het in heel Indië bekende Maison Bogerijen, Cuisinier, Confiseur, Patissier, Glacier, had aan de straat een heel groot terras met grote parasols. Wij zaten daar in die periode best dikwijls. De ouders van mijn boezemvriendinnen die zusjes waren, runden Bogerijen. Het was vol. Een orkestje van drie man zorgde voor gezellige muziek.
Maar nu terug naar mijn verhaal. Aan een tafeltje naast ons zaten een moeder, vader en zoontje van ongeveer vijf jaar oud. Duidelijk mensen van een onderneming een dagje in de stad. Het joch hing landerig in zijn stoel. Hij vond er allemaal duidelijk niets aan. Hij zeurde: “Ik wil een krentenbol …” De bestelling werd opgenomen, alles rustig. Arie en zijn muzikanten deden hun best en wij hadden belangrijke (nou ja, belangrijke) dingen te bepraten. Onze aandacht werd pas echt getrokken toen de jongen zijn krentenbol kreeg en luidkeels riep: “Ja, maar ik wil er geen krenten in. Die moeten eruit.”
We gingen even rechtop zitten. Wat zou er nu gebeuren? De pa bromde wat en ma, verlegen naar ons lachend, begon zenuwachtig de krenten uit het bolletje te plukken. Het duurde even, want de bolletjes toen waren goed gevuld. Maar eindelijk was het zover, alle krenten lagen op het bord ernaast. Het jongetje kreeg een heel kaal broodje terug. Hij had al die tijd rustig zitten wachten. Nu keek hij eens héél aandachtig naar zijn broodje. Pa en ma wachtten gespannen af, wij ook trouwens. Hij begon niet te eten, zat almaar te kijken. En toen kwam het: “Nee, natuurlijk niet, die krenten moeten er weer in”, riep hij.
Eerst hadden we een beetje achter ons vuistje zitten lachen, maar toen ma doodserieus alle krenten weer in het broodje ging drukken, moesten we echt lachen. Het jongetje kreeg uiteindelijk een heel raar model bolletje terug, dat hij innig tevreden heeft zitten opeten. En pa en ma slaakten een diepe zucht.
Als we later samen een verwend kind meemaakten, keken we elkaar aan met een wenkbrauw omhoog en zeiden dan in koor: Oh, dat is er eentje van krenten eruit, krenten erin