
Tien dagen geleden schreef ik me in voor een schrijfexperiment. Waarom weet ik niet. Het enige dat ik wist was, dat ik het deed. Het idee sprak me aan: twaalf dagen achter elkaar een opdracht en aan het einde van die twaalf dagen moet er een samenhangend kort verhaal liggen. Voor mij is fictie schrijven namelijk een dingetje. Tot mijn eenentwintigste schreef ik veel fictie. Oneindig veel. Totdat mijn werk werd veroordeeld door iemand die ik hoog had zitten. Nooit meer heb ik fictie geschreven.
Ik weet van mezelf dat wanneer ik (non-fictie) schrijf niet nadenk, zoals bij het overleven in het leven, waarvoor het denken van oudsher bedoeld is. Ook bij het bereiden van een maaltijd denk ik niet echt na en wanneer ik yogales geef ook niet. In al die gevallen vertrouw ik blijkbaar blindelings op die leiding - je zou het ook intuïtie kunnen noemen - maar zodra ik iets wil verzinnen om te schrijven begint het nadenken en blokkeer ik.
Nu we tien dagen verder zijn heb ik gemerkt dat ik met fictie toch net zo geleid wordt. Mijn soepele brein beweegt grenzeloos alle kanten uit, wat nodig is want de elkaar opvolgende opdrachten brengen onverwachte en soms schijnbaar onmogelijke wendingen in het verhaal.
Ik sta verbaasd over mezelf en kan je vertellen dat ik me bevrijd voel. Niet omdat het verhaal goed zou zijn, nee, die zwaarwegende blokkade is ineens weg. De gedachte dat ik iets wat ik graag doe niet meer kan, was een niet onderzochte gedachte die niets te maken had met de realiteit - zoals bijna alle gedachten die ongemak veroorzaken.Â
Zo zie je maar, als je het denken gebruikt voor creatieve processen, komt er altijd rottigheid van.
Je reactie is welkom en delen met iemand die je kent waarvan je weet dat hij of zij het op prijs zou stellen, mag natuurlijk altijd. Gebruik daarvoor onderstaande knoppen.