Er zijn veel onderwerpen die mijn belangstelling hebben. Eentje daarvan is de geschiedenis van families, geplaatst in de periode waarin de familieleden opgroeien. En zo’n periode vergelijk ik dan graag met onze hedendaagse tijd waarin jij en ik de geschiedenis meemaken en schrijven. Ik vergelijk niet om te bepalen of iets beter of slechter is, want ja, als je vergelijkt verliest er altijd iemand of iets. Dat is zinloos. Daar gaat het niet over. Trouwens er zijn meer overeenkomsten dan verschillen.
Ik stel me zo’n leven voor en kan dan alleen maar bewondering voelen voor de personen die toen leefden en begrip hebben voor hun acties. Net zoals ik bewondering en begrip heb voor de mensen die nu leven. De levenskracht van een mens is eigenlijk oneindig. Dus welke keuze iemand ook (on)bewust maakt - lijden of leiden - uit die levenskracht kan iedereen altijd putten.
Vandaag denk ik terug aan de geboortedag van mijn vader: 5 januari 1916. Ik schreef over hem in mijn boek Kind van de koloniën dat voornamelijk gaat over de familie van mijn moeder van wie ik een groot archief bezit.
De wereld waarin we nu leven is niet veel anders dan de wereld toen. Vind ik. Misschien zie je net zoveel overeenkomsten met de huidige geopolitieke situatie als ik en met de levenskracht toen en nu.
Ik citeer uit mijn boek:
Over de familie Steur weet ik minder dan over mijn moeders familie. Ik heb me er nooit goed in verdiept. Daarbij was mijn prioriteit het archief van mijn moeders familie te ontsluiten en dat was al een behoorlijke klus. Misschien zou een van mijn nichten of neven Steur een mooi verhaal kunnen schrijven over de Steuren. Inmiddels weet ik wel dat iedere familie in de wereld een verhaal heeft dat de moeite waard is om te lezen.
Mijn vader Cornelis Steur wordt geboren op 5 januari 1916 in Den Haag en krijgt als roepnaam Kees. Later door al zijn werk met Amerikanen verandert zijn naam in Cees. Hij groeit gelijk op met de crisis in Europa. Hij is het vierde kind van de zes, heeft twee grote broers boven zich, Wim en Henk en een zus Bep. Na hem volgen nog Greetje en Fried.
De Eerste Wereldoorlog woedt al twee jaar in de landen rondom Nederland dat neutraal is gebleven. Toch is dat geen vrijwaring van ellende. Eerst is er de stormvloed in Zwolle (het IJsselmeer was toen nog Zuiderzee) en door een zeeblokkade van de Britten en de aanvallen van Duitse duikboten op Nederlandse schepen daalt de import van belangrijke levensmiddelen. Door de voedselschaarste die daarop volgt stijgen de prijzen en de clandestiene handel is geboren. Vooral de tarwevoorraden worden snel minder. Er wordt door de dienstdoende minister besloten het witbrood door bruinbrood te vervangen. Maar Nederlanders houden niet van bruinbrood. Het smaakt niet, geeft gezondheidsproblemen en de kwaliteit laat te wensen over. Vervolgens wordt de Distributiewet ingesteld waarbij veel levensmiddelen op de bon gaan. De kwaliteit van het voedsel gaat langzaam achteruit. Er ontstaat een groot tekort aan aardappels. Vreemd genoeg worden wel aardappels geëxporteerd naar Duitsland. Dat is blijkbaar nodig om uit Duitsland brandstof te kunnen blijven importeren, want Nederland kampt met een ernstig tekort daaraan.
De regering vindt beschikken over voldoende brandstof belangrijker dan voedsel. Het volk is het hier niet mee eens en huisvrouwen komen in opstand met relletjes als gevolg. Het leger moet eraan te pas komen om de orde te herstellen. Er vallen negen doden en 114 gewonden.
De werkloosheid stijgt in rap tempo. Veel Nederlandse gezinnen raken in de problemen, vooral in de steden. De kostwinner is vaak gemobiliseerd, want je weet maar nooit of de Duitsers toch gaan binnenvallen, of is werkloos geworden. De gezinnen zitten zonder inkomen en zijn aangewezen op steun van de gemeentelijke of particuliere instellingen. Er zijn duizenden oorlogsarmen in een land dat officieel niet in oorlog is. Die armen zonder werk en te veel tijd moeten volgens de staat worden beziggehouden. Niemand is namelijk gewend aan vrije tijd die nauwelijks bestond met de zesdaagse werkweek en lange werkdagen. Er is geen radio, tv of internet om de vrij uren te vullen. Zo ontstaat de gemeentelijke werkverschaffing. Je moet wat doen voor je uitkering, want dat bevordert de ontwikkeling van de mensen en verdrijft verveling, want ‘uit leeglopen komen zoveel slechte dingen voort’.
Ferdinand Nicolaas Steur (3 mei 1889 -7 juni 1962), Kees’ vader, verdient de kost als koetsier bij een glashandel en later als chauffeur op een T-Ford vrachtauto. Maria Cornelia Margaretha Johan (1888-1957), Kees’ moeder, heeft een aantal werkhuizen. Samen kunnen ze met de zes kinderen net het hoofd boven water houden.
Kees doorloopt de lagere school en mag wat ze toen noemden: doorstuderen. Na twee jaar gooit de economische crisis die volgt op de Beurskrach van 1929 toch roet in de opleiding, want iedere hand die kan werken is hard nodig in het gezin om te kunnen overleven.
Zo wordt hij op zijn veertiende loodgietersleerling voor 2,50 gulden in de week en gaat hij naar de avondschool. Na twee jaar stapt hij over naar een opleiding voor leerling-centrale verwarmingsmonteur. Ook dan blijft hij avondonderwijs volgen totdat in 1936 de dienstplicht roept. Hij wordt ingedeeld bij de Jagers op Scheveningen. Dat betekent leren schieten op de Waalsdorpervlakte en en af en toe op wacht staan bij het paleis van koningin Wilhelmina aan het Voorhout in Den Haag.
“Het was bijzonder om daar wacht te lopen, hoe saai het ook was, omdat er zelden iets gebeurde en je moest daar maar naast de voordeur staan met het geweer over je schouder, bajonet omhoog. Wist je dat de koningin de voornamen kende van de soldaten die wachtliepen? Ik maakte dat een keer mee. Op een dag toen ik daar stond hoorde ik mijn naam roepen. Ik keek rond, maar zag niemand. Nog eens hoorde ik ‘Kees’ roepen. Het kwam van boven. Ik draaide me half om en keek omhoog. Daar hing de koningin uit het raam. Ze zwaaide en vroeg me de oranje stofdoek binnen te brengen die ze bij het uitkloppen had laten vallen en nu aan mijn bajonet wapperde. Ik was zo verbaasd dat de koningin zelf afstofte en ook nog mijn naam wist. Kun je je dat voorstellen?”
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog groeit in Europa de chaos terwijl in het verre Oost-Indië de toekomst steeds rooskleuriger blijkt. Kees is niet van plan om in al die armoe te blijven leven en zint op een andere toekomst. Hij onderzoekt allerlei mogelijkheden en hoort van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (BPM) die boormeesters zoekt voor het exploreren van de olie in Indië. Hij schrijft een sollicitatiebrief en op 21 maart 1938 treedt hij in dienst van de BPM, weer als leerling, maar nu als leerling-boormeester tegen een stagevergoeding van 25 gulden per maand, waarvan 10 gulden bestemd is voor het kosthuis. Van salaris is geen sprake.
Tot zover. Wat er daarna gebeurde in zijn leven (en in dat van mij dus ook) is een film en het is bijna niet te bevatten dat een mens dat allemaal kan overleven. Mijn vader was en is de leukste vader van de wereld. Een geboren avonturier. Hij werd 84 jaar.
Vergeet niet je in te schrijven. HET IS GRATIS! Zo blijf je altijd op de hoogte van nieuwe artikelen, blogs, overpeinzingen, gebeurtenissen en van het leven in Portugal in het algemeen.
En je mag dat wat ik schrijf altijd delen met anderen van wie je denkt dat ze het op prijs stellen om te lezen.
Die koningin Wilhelmina, haha! Kan me de verbazing van jouw vader goed voorstellen. Je blog is een ware trailer, Liesbeth. Jouw boek ligt nog alsmaar op mijn 'ga ik lezen stapel' .... Nu weet ik dat het het eerste is dat ik morgen (nu onderweg naar de sauna) oppak om daadwerkelijk in te beginnen.
Alle heerlijk verhalen die hij altijd vertelde. Avonturen die zo uit een film kunnen komen en ik voel altijd een band, een inspiratie van Opi Cees. We lijken wel een beetje op elkaar. Never a dull moment 😉